Nederlandse Nobelprijs in babyluier gered voor de nazi's
Verstopt voor nazi's en sovjets. Meegesmokkeld in ondergoed, een wandelwagen en zelfs in een babyluier. Begraven in een moestuin. Verpand, maar weer ingelost en uiteindelijk clandestien naar Amerika gebracht. "Mijn grootvader wist zelf niet eens precies wat er allemaal met zijn Nobelprijs is gebeurd", zegt Norwig Debye-Saxinger.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog was de Nederlander Peter Debye directeur van het Kaiser-Wilhelm-Instituut voor Natuurkunde in Berlijn, ooit geleid door Albert Einstein. Vandaag tachtig jaar geleden kreeg hij de Nobelprijs voor zijn studie van de structuur van moleculen. Debye schoffeerde Hitler door de prijs op te halen in Zweden; de Führer had dat verboden nadat de dissident Carl von Ossietzky de vredesprijs had gewonnen.
Toen de oorlog uitbrak, vluchtte Debye met vrouw en zoon naar de Verenigde Staten. Zijn 18-jarige dochter - verliefd op een Duitse militair - bleef achter in Duitsland. Debye liet de medaille achter. Wie weet had Mayon in oorlogstijd nog iets aan de 200 gram puur goud.
"Mijn opa gaf niet zoveel om bezittingen. Hij meende dat die alleen maar afleiden van het leven", zegt Debye-Saxinger. "Dus zei hij: luister, als het nodig is, verkoop je de medaille maar."
Mayon bleef met haar tante wonen in het huis van Debye. Norwig werd twee jaar na de vlucht van zijn opa geboren, "in een kelder tijdens een luchtaanval van de Britten". Een jaar later volgde broer Nordulf. Het gezin was toen al verhuisd naar Sudetenland, in het huidige Tsjechië, waar Mayons schoonfamilie vandaan kwam.
Gevaarlijke voettocht
In maart 1945 besloot het gezin naar het westen te vluchten voor de oprukkende Russen. Norwigs vader riskeerde zijn leven door zonder toestemming en met valse papieren zijn vrouw en kinderen op te halen. Zowel de Russen als de Duitsers zouden hem standrechtelijk hebben geëxecuteerd als hij was betrapt. "Daarom werd besloten op te splitsen: mijn vader en moeder gingen via de noordelijke route, mijn broer en ik met onze oudtante via het zuiden."
De oudtante, Elizabeth Alberer, kreeg de Nobelprijs en wat zilveren bestek in bewaring. Aanvankelijk waren de kostbaarheden in de bodem van de kinderwagen genaaid, maar later verborg Alberer ze in de luier van Nordulf en in haar korset. Zo ging de medaille mee op de gevaarlijke voettocht van zo'n 200 kilometers, met twee peuters.
"We moesten op een gegeven moment de rivier Mulde oversteken. Onze boot was te zwaar beladen en sloeg om. Mijn oudtante kon zichzelf en mijn broertje in veiligheid brengen, maar ik herinner me hoe ik zonk en zonk. Een jongen sprong in het water en redde me. Ik weet nog hoe ik daarna naast een kampvuur werd gezet om warm te worden."
De reis eindigde aan het einde van de oorlog in Delmenhorst bij Bremen, waar Norwigs vader en moeder onderdak hadden gevonden. "Er waren voedseltekorten. Elke dag moesten we op zoek naar eten, paddenstoelen, rotte appels, dat soort dingen", herinnert Norwig zich. "De Nobelprijs werd begraven in de moestuin van onze huisbaas, omdat de geallieerden constant op zoek waren naar contrabande, wapens en goud. Niemand bewaarde kostbaarheden thuis."
Debye zal flink hebben ingezeten over zijn dochter en de kleinzoons, die hij nog nooit had gezien. Pas in 1948 lukte het hem om terug te keren naar Duitsland. Toen hij terugkeerde naar de VS, liet hij de penning weer achter. "Hij heeft zelfs nog een tijdje bij de lommerd gelegen, maar uiteindelijk is hij weer opgehaald."
Elizabeth Alberer zorgde er uiteindelijk voor dat het eremetaal bij Debye kwam in de VS. Dit keer naaide ze de medaille in haar beha, omdat de familie niet wist of goud wel ingevoerd mocht worden. Ook Norwig, Nordulf en hun moeder (inmiddels gescheiden) voegden zich in de jaren vijftig bij hem.
Uiteindelijk eindigde de medaille bij Norwig, die hem in 2003 schonk aan de Cornell University in de staat New York. "Ik heb vijf kinderen en drie neven, ik wilde geen onenigheid in de familie. Cornell was een logische keuze, daar werd mijn opa hartelijk welkom geheten na zijn vlucht en hij heeft er de rest van zijn leven gewerkt."
De medaille ligt opgeslagen in de kluis van de bijzondere collectie van Cornell, samen met eeuwenoude kleitabletten, een door Abraham Lincoln geschreven kopie van zijn toespraak in Gettysburg in 1863 en een eerste druk van Dante's Goddelijke Komedie. En in The Vault ligt ook de Nobelpenning van scheikundige James Sumner. De onderscheiding van die Cornell-hoogleraar heeft een aanzienlijk minder hachelijke reis afgelegd.