Hoop op verblijfsvergunning blijft, ook als de kans erop heel klein is
Ruim tien jaar geleden kwamen Howick en Lili aan in Nederland. Na een lange juridische strijd kregen de kinderen vandaag te horen dat ze, net als hun moeder vorig jaar, het land moeten verlaten. Het gezin hoorde al vaker 'nee', toch gaf het de strijd niet op. Waarom niet? Een vandaag verschenen rapport geeft inzicht in de motieven van families zoals die van Howick en Lili.
De onderzoekers hebben, in opdracht van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), gesproken met uitgeprocedeerde asielzoekers die in gezinslocaties zitten. Dat zijn opvanglocaties waar uitgeprocedeerde asielgezinnen met kinderen onder de 18 jaar terechtkomen. Howick en Lili hebben er ook gezeten, maar nu wonen ze bij vrienden van hun moeder.
Doel is dat gezinnen zich in gezinslocaties voorbereiden op terugkeer naar het land van herkomst. Gezinnen verblijven er gemiddeld 2,5 tot 3 jaar.
Veel van de ouders in de locaties willen niet terug naar hun land van herkomst omdat ze ervan overtuigd zijn dat hun kinderen een betere toekomst hebben in Nederland. Ook de veiligheidssituatie in het land van herkomst wordt veel genoemd. Een andere belangrijke reden om niet te willen vertrekken? De hoop om alsnog een verblijfsvergunning te krijgen.
Vorige maand vertelden Lili en Howick aan het NOS Jeugdjournaal hoe het is om zonder hun moeder te leven en waarom ze niet naar Armenië willen:
Die hoop blijft ook bestaan als juridische mogelijkheden vrijwel uitgeput zijn, blijkt uit het onderzoek. Het gaat ook niet per se om ijdele hoop. Uit het rapport blijkt ook dat vorig jaar dat zo'n 200 mensen die in een gezinslocatie, en dus in principe uitgeprocedeerd waren, zaten alsnog een verblijfsvergunning kregen.
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) liet aan het AD weten dat niet precies te kunnen aangeven waarom deze mensen alsnog een verblijfsvergunning hebben gekregen. "In zijn algemeenheid kan dit komen door beleidswijzigingen of een wijziging in de situatie van de vreemdeling."
De verblijfsvergunning voor het ene gezin, geeft het andere gezin hoop, zegt een medewerker van de Dienst Terugkeer en Vertrek in het onderzoek. Er wordt een voorbeeld gegeven van een Armeens gezin dat na zes jaar alsnog een vergunning kreeg. Het gezin kon in een huis in de buurt van de gezinslocatie gaan wonen. Dat zorgde er volgens hem voor dat er nieuwe hoop ontstond bij andere Armeense families op de locatie.
Een andere medewerker van de dienst vat het zo samen in het rapport: "Ze hopen altijd dat er een minister is die zegt: 'Laten we deze moeder een vergunning geven', en dat ze zo alsnog een vergunning krijgen, omdat dat de laatste jaren vaker is gebeurd. Dus dat zorgt ervoor dat veel mensen hier blijven en het stimuleert niet om terug te keren."
'Niet verantwoordelijk voor daden moeder'
Voor Armina en haar kinderen is de hoop wel ijdel gebleken. Het is nog niet duidelijk wanneer de kinderen vertrekken. Esther van Dijken, die namens Howick en Lili het woord voert, vreest dat ze ieder moment kunnen worden uitgezet.
De kinderen kunnen er niets aan doen dat hun moeder "jarenlang heeft gebruikgemaakt van de wettelijke mogelijkheid om asielprocedures te voeren", benadrukt Van Dijken. "Ze betalen een ontzettend hoge prijs. Ze zijn niet verantwoordelijk voor de daden van hun moeder."